Deel 12: De taal van de ziel
‘De droom is een functie van de levende stof,’ sprak Van den Bovenkamp op geheel eigen wijze. Immanuel liet hem ratelen terwijl hij uitgezakt op de bank zat. ‘Jouw ware zelf staat het nodige te wachten. Het kan zich losmaken van je ego maar er hangen donkere wolken boven. Verlichting in de duisternis.’
Immanuel liet de woorden, die in zijn optiek vrij zweverig waren, gelaten tot zich komen maar dat betekende niet dat zijn nieuwsgierigheid niet was gewekt.
‘Dus je zegt eigenlijk dat de droom minder huiveringwekkend is dan dat ik hem heb ervaren?’
‘Dat hangt samen met de vraag of je de signalen oppakt.’
‘Daarom ben ik hier.’
‘Dat weet ik maar je zult het zelf moeten doen. Ik kan je hooguit op weg helpen, een klein inzicht geven. Zie mij als een lantaarnpaal, zo’n karakteristieke Franse die het pad beschijnt maar niet uitbaant.’
‘Ik weet inmiddels, om met jouw woorden te spreken, dat ik het stuur van mijn leven in handen heb maar ik ben benieuwd welke signalen de goeroe vanuit de hemel ziet.’
‘Een gezonde basis begint veelal niet met ironie. En je mag me zien zoals je wenst maar met de benaming goeroe overschat je mijn kwaliteiten.’
‘Sorry, ik stel me inderdaad bevooroordeeld op.’
‘Verontschuldiging als voorbode van de zonde.’ Af en toe had Immanuel moeite om Van den Bovenkamp te volgen maar gelukkig werd Van den Bovenkamp gaandeweg de sessie concreter. ‘Ik zal je eerst vertellen wat ik in grote lijnen zie en daarna zal ik aan de hand van een aantal gerichte vragen tot een nadere invulling komen.’ De schoolmeester in Van den Bovenkamp stond op. ‘Je staat op een keerpunt in je leven, alsof je een T-splitsing hebt bereikt. Dezelfde weg vooruit is uitgevlakt, vernieuwing is onvermijdelijk. Je droom bezit iets magisch maar tegelijkertijd waarschuwt hij voor gevaar.’
‘Welk gevaar?’ vroeg Immanuel.
‘Ik onderscheid drie belangrijke symbolen. Bloed als magische zetel van de ziel. Het bloedverlies dat je bij de hond in het water zag staat symbool voor een onafwendbaar offer van de ziel en niet zozeer op een verlies aan liefde. De levenskracht komt terug nadat het offer is volbracht.
‘En wat is het tweede symbool?’ vroeg Immanuel grif.
‘De hond is het tweede symbool, als beschermer en agressor welteverstaan. Hoewel je geen zwaard hebt beschreven denk ik dat de afgehakte poten waarschuwen voor de dood. De tedere omhelzing zou wel eens een verpakt erotische lading kunnen hebben. Heeft jouw hond in het dagelijkse leven toevallig een broertje?’
‘Nee.’ De te vlot uitgesproken ontkenning bracht een schok teweeg bij Immanuel. Hij bedacht zich dat de Engelse bulldog Zeus eigenlijk wel als kleiner broertje van Abba gezien moest worden.
‘Ik kom hier straks op terug,’ zei Van den Bovenkamp. ‘Laten we eerst de grote lijnen benoemen. Het derde en laatste symbool betreft de vierkant. Het vierkant staat symbool voor volmaaktheid. Deze volmaaktheid wordt nog eens extra benadrukt door het achterwerk dat netjes achter het vierkant lag in jouw droom.’
‘Klinkt allemaal vrij simpel en ik moet toegeven ook volkomen aannemelijk. Zeker als je het in perspectief plaatst.’
‘Ik heb het gevoel dat je een essentieel gegeven mist,’ zei Van den Bovenkamp.
‘En welk gegeven mag dat zijn?’ vroeg Immanuel quasi nonchalant.
‘De hond en jij zijn één en dezelfde.’
Immanuel liet de woorden, die in zijn optiek vrij zweverig waren, gelaten tot zich komen maar dat betekende niet dat zijn nieuwsgierigheid niet was gewekt.
‘Dus je zegt eigenlijk dat de droom minder huiveringwekkend is dan dat ik hem heb ervaren?’
‘Dat hangt samen met de vraag of je de signalen oppakt.’
‘Daarom ben ik hier.’
‘Dat weet ik maar je zult het zelf moeten doen. Ik kan je hooguit op weg helpen, een klein inzicht geven. Zie mij als een lantaarnpaal, zo’n karakteristieke Franse die het pad beschijnt maar niet uitbaant.’
‘Ik weet inmiddels, om met jouw woorden te spreken, dat ik het stuur van mijn leven in handen heb maar ik ben benieuwd welke signalen de goeroe vanuit de hemel ziet.’
‘Een gezonde basis begint veelal niet met ironie. En je mag me zien zoals je wenst maar met de benaming goeroe overschat je mijn kwaliteiten.’
‘Sorry, ik stel me inderdaad bevooroordeeld op.’
‘Verontschuldiging als voorbode van de zonde.’ Af en toe had Immanuel moeite om Van den Bovenkamp te volgen maar gelukkig werd Van den Bovenkamp gaandeweg de sessie concreter. ‘Ik zal je eerst vertellen wat ik in grote lijnen zie en daarna zal ik aan de hand van een aantal gerichte vragen tot een nadere invulling komen.’ De schoolmeester in Van den Bovenkamp stond op. ‘Je staat op een keerpunt in je leven, alsof je een T-splitsing hebt bereikt. Dezelfde weg vooruit is uitgevlakt, vernieuwing is onvermijdelijk. Je droom bezit iets magisch maar tegelijkertijd waarschuwt hij voor gevaar.’
‘Welk gevaar?’ vroeg Immanuel.
‘Ik onderscheid drie belangrijke symbolen. Bloed als magische zetel van de ziel. Het bloedverlies dat je bij de hond in het water zag staat symbool voor een onafwendbaar offer van de ziel en niet zozeer op een verlies aan liefde. De levenskracht komt terug nadat het offer is volbracht.
‘En wat is het tweede symbool?’ vroeg Immanuel grif.
‘De hond is het tweede symbool, als beschermer en agressor welteverstaan. Hoewel je geen zwaard hebt beschreven denk ik dat de afgehakte poten waarschuwen voor de dood. De tedere omhelzing zou wel eens een verpakt erotische lading kunnen hebben. Heeft jouw hond in het dagelijkse leven toevallig een broertje?’
‘Nee.’ De te vlot uitgesproken ontkenning bracht een schok teweeg bij Immanuel. Hij bedacht zich dat de Engelse bulldog Zeus eigenlijk wel als kleiner broertje van Abba gezien moest worden.
‘Ik kom hier straks op terug,’ zei Van den Bovenkamp. ‘Laten we eerst de grote lijnen benoemen. Het derde en laatste symbool betreft de vierkant. Het vierkant staat symbool voor volmaaktheid. Deze volmaaktheid wordt nog eens extra benadrukt door het achterwerk dat netjes achter het vierkant lag in jouw droom.’
‘Klinkt allemaal vrij simpel en ik moet toegeven ook volkomen aannemelijk. Zeker als je het in perspectief plaatst.’
‘Ik heb het gevoel dat je een essentieel gegeven mist,’ zei Van den Bovenkamp.
‘En welk gegeven mag dat zijn?’ vroeg Immanuel quasi nonchalant.
‘De hond en jij zijn één en dezelfde.’