Deel 13: De marionet
Immanuel zat nog steeds op de bank bij Van den Bovenkamp, zij het niet langer onderuitgezakt. Integendeel zelfs, hij had zich gaandeweg de droomuitleg meer naar Van den Bovenkamp toegebogen en was één en al oor.
‘Jij bent de hond!' zei Van den Bovenkamp. ‘In jouw droom ben jij de hond,' herhaalde hij.
‘Hoe bedoel je?' vroeg Immanuel.
‘De antwoorden komen vanzelf. Vertel me eerst eens iets over het broertje van Abba, als je dat wilt natuurlijk!' gebood Van den Bovenkamp op de hem zo typerende vriendelijke manier. Er waren schreeuwlelijken te over in de hedendaagse maatschappij; veelal werd de schreeuw als uitingsvorm van onmacht gebruikt, als symbool voor het falen. Van den Bovenkamp behoorde niet tot de categorie van brulapen. Integendeel, hij kreeg dingen voor elkaar zonder al te veel woorden te verspillen, laat staan dat hij stemverheffing nodig had. Een knik met het hoofd, een bepaalde blik of een simpele zucht volstond meestal. Hij was een stylist pur sang, van een andere taal welteverstaan. Maar wanneer het nodig was viel hij terug in zijn rol van schoolmeester.
‘Zeus is een Engelse bulldog. Hij is nog een puppy,' antwoordde Immanuel.
‘Ik doel niet zozeer op het ras maar ben voornamelijk geïnteresseerd in zijn karaktereigenschappen,' reageerde Van den Bovenkamp.
Immanuel moest bekennen dat hij hier tot op heden nog geen aandacht aan had geschonken en probeerde schouderophalend de impliciet gestelde vraag terug te kaatsen.
‘Is er recent een vrouw in jouw leven gekomen die beide honden laat gehoorzamen alsof ze houten marionetten zijn?' vroeg Van den Bovenkamp.
‘Ja, Lea,' zei Immanuel kortaf.
‘Kun je me iets meer vertellen over Lea?'
Met de woorden: ‘Lea is recent in dienst gekomen, ik ken haar nog niet zo goed,' dacht Immanuel weer weg te komen maar Van den Bovenkamp ging niet nogmaals mee in het ontwijkgedrag.
‘Er zijn je vast wel al een paar eigenaardigheden opgevallen,' zei Van den Bovenkamp enigszins insinuerend. Insinuatie als uitnodiging voor het spreken van de waarheid.
‘Ze is voorkomend, vrij onzeker en extreem lief ook al kan ze volgens mij ook erg stout zijn. Ze heeft geen riem nodig om de honden uit te laten en ze wordt onrustig als de zon aanstalten maakt om onder te gaan,' antwoordde Immanuel. Hij zweeg bewust over de speciale uitlaattechniek die Lea er op nahield.
Het was even stil, Van den Bovenkamp leek zowaar tijd nodig te hebben voor zijn analyse.
‘Had jouw hond Abba slechts één hoofd in je droom?' vroeg Van den Bovenkamp.
‘Ja natuurlijk, wat dacht jij dan?'
‘Ken je het verhaal van Cerberus?'
‘Nee, maar ik hoop dat je er geen geschiedenis bij gaat halen.' In Immanuels optiek was geschiedenis niet veel meer dan de verdraaide waarheid van het verleden. Het werken aan zijn eigen leugens gaf hem voldoende afleiding.
‘Hoewel ik ook mijn kanttekeningen heb bij de geschiedenis - zij lijkt ons te zijn toegediend alsof het een verplichte inenting tegen de pokken betreft - herhaalt de geschiedenis zich voortdurend. Je kunt er iets van leren mits je je kritisch opstelt en je de verbanden wilt zien. Maar ik zit hier niet om je te overtuigen,' zei Van den Bovenkamp tenslotte.
‘Om eerlijk te zijn ben ik verdomde nieuwsgierig naar wat je conclusie is, ook al moet ik daarvoor enige geschiedenis op de koop toenemen,' sprak Immanuel uit zijn hart.
Van den Bovenkamp had weer even tijd nodig om zijn conclusie te uiten. Hij had het er zwaar mee.
‘Ik denk dat je moet oppassen met Lea en haar honden! Ik zie namelijk nogal wat gelijkenissen met Cerberus en zijn tweehoofdig broertje Orthrus. Zij behoorden tot de doodsgodin als waren zij de lucifers van haar luciferdoosje, soms veilig opgeborgen en onzichtbaar dan weer vol vuur op de voorgrond. Zonder je schrik te willen aanjagen, dien je op je hoede te zijn voor de gevaren die Lea en haar honden met zich meebrengen, vooral als ze het rode land van de zonsondergang instappen. Dat jij een opofferingsfase ingaat akkoord, maar je kunt je afvragen of je mee wilt gaan in het leven waarin de dood vooropstaat. Ik begrijp het als je Abba niet meer los kunt laten maar zorg ervoor dat je in geen geval tot het hondse slaafje van Lea verwordt.'
‘Jij bent de hond!' zei Van den Bovenkamp. ‘In jouw droom ben jij de hond,' herhaalde hij.
‘Hoe bedoel je?' vroeg Immanuel.
‘De antwoorden komen vanzelf. Vertel me eerst eens iets over het broertje van Abba, als je dat wilt natuurlijk!' gebood Van den Bovenkamp op de hem zo typerende vriendelijke manier. Er waren schreeuwlelijken te over in de hedendaagse maatschappij; veelal werd de schreeuw als uitingsvorm van onmacht gebruikt, als symbool voor het falen. Van den Bovenkamp behoorde niet tot de categorie van brulapen. Integendeel, hij kreeg dingen voor elkaar zonder al te veel woorden te verspillen, laat staan dat hij stemverheffing nodig had. Een knik met het hoofd, een bepaalde blik of een simpele zucht volstond meestal. Hij was een stylist pur sang, van een andere taal welteverstaan. Maar wanneer het nodig was viel hij terug in zijn rol van schoolmeester.
‘Zeus is een Engelse bulldog. Hij is nog een puppy,' antwoordde Immanuel.
‘Ik doel niet zozeer op het ras maar ben voornamelijk geïnteresseerd in zijn karaktereigenschappen,' reageerde Van den Bovenkamp.
Immanuel moest bekennen dat hij hier tot op heden nog geen aandacht aan had geschonken en probeerde schouderophalend de impliciet gestelde vraag terug te kaatsen.
‘Is er recent een vrouw in jouw leven gekomen die beide honden laat gehoorzamen alsof ze houten marionetten zijn?' vroeg Van den Bovenkamp.
‘Ja, Lea,' zei Immanuel kortaf.
‘Kun je me iets meer vertellen over Lea?'
Met de woorden: ‘Lea is recent in dienst gekomen, ik ken haar nog niet zo goed,' dacht Immanuel weer weg te komen maar Van den Bovenkamp ging niet nogmaals mee in het ontwijkgedrag.
‘Er zijn je vast wel al een paar eigenaardigheden opgevallen,' zei Van den Bovenkamp enigszins insinuerend. Insinuatie als uitnodiging voor het spreken van de waarheid.
‘Ze is voorkomend, vrij onzeker en extreem lief ook al kan ze volgens mij ook erg stout zijn. Ze heeft geen riem nodig om de honden uit te laten en ze wordt onrustig als de zon aanstalten maakt om onder te gaan,' antwoordde Immanuel. Hij zweeg bewust over de speciale uitlaattechniek die Lea er op nahield.
Het was even stil, Van den Bovenkamp leek zowaar tijd nodig te hebben voor zijn analyse.
‘Had jouw hond Abba slechts één hoofd in je droom?' vroeg Van den Bovenkamp.
‘Ja natuurlijk, wat dacht jij dan?'
‘Ken je het verhaal van Cerberus?'
‘Nee, maar ik hoop dat je er geen geschiedenis bij gaat halen.' In Immanuels optiek was geschiedenis niet veel meer dan de verdraaide waarheid van het verleden. Het werken aan zijn eigen leugens gaf hem voldoende afleiding.
‘Hoewel ik ook mijn kanttekeningen heb bij de geschiedenis - zij lijkt ons te zijn toegediend alsof het een verplichte inenting tegen de pokken betreft - herhaalt de geschiedenis zich voortdurend. Je kunt er iets van leren mits je je kritisch opstelt en je de verbanden wilt zien. Maar ik zit hier niet om je te overtuigen,' zei Van den Bovenkamp tenslotte.
‘Om eerlijk te zijn ben ik verdomde nieuwsgierig naar wat je conclusie is, ook al moet ik daarvoor enige geschiedenis op de koop toenemen,' sprak Immanuel uit zijn hart.
Van den Bovenkamp had weer even tijd nodig om zijn conclusie te uiten. Hij had het er zwaar mee.
‘Ik denk dat je moet oppassen met Lea en haar honden! Ik zie namelijk nogal wat gelijkenissen met Cerberus en zijn tweehoofdig broertje Orthrus. Zij behoorden tot de doodsgodin als waren zij de lucifers van haar luciferdoosje, soms veilig opgeborgen en onzichtbaar dan weer vol vuur op de voorgrond. Zonder je schrik te willen aanjagen, dien je op je hoede te zijn voor de gevaren die Lea en haar honden met zich meebrengen, vooral als ze het rode land van de zonsondergang instappen. Dat jij een opofferingsfase ingaat akkoord, maar je kunt je afvragen of je mee wilt gaan in het leven waarin de dood vooropstaat. Ik begrijp het als je Abba niet meer los kunt laten maar zorg ervoor dat je in geen geval tot het hondse slaafje van Lea verwordt.'