Deel 2: De droomreiziger
Ondanks de manifestatie van een onherkenbare schaduw in zijn ronde hemelbed pakte Immanuel zijn droom moeiteloos op. De scheidslijn tussen zijn droomwereld en werkelijkheid was flinterdun. Hij had daarnaast de neiging zijn dromen voortdurend te manipuleren, als ware hij een droomreiziger.
In het vervolg van zijn droom vluchtte Immanuel kamer 22 in en gooide de deur met een smak dicht, precies voor de neus van de receptioniste met de grote donkere ogen. Toen hij zich vol schaamte op zijn bed wilde neerploffen meende hij een glimp van BJ op te vangen. BJ lachte hard. Zo hard, dat zijn hagelwitte tanden de kamer verlichtten alsof zij was getroffen door een onheilspellende lichtflits.
‘Hijs je in je begrafeniskleding!' gebood BJ. ‘Ik heb speciaal voor deze gelegenheid alvast mijn favoriete gewaad aangetrokken,' vervolgde hij.
‘Begrafenis?' vroeg Immanuel terwijl zijn stem stokte.
‘Je wilde het kwaad toch uitdrijven?' antwoordde BJ met een wedervraag.
‘Wat heb je gedaan?' vroeg Immanuel angstvallig.
‘Je mag gerust in het meervoud praten, jij predikte alsof je leven ervan afhing.'
Juist op het moment dat Immanuel wilde reageren ging het licht aan. BJ stond inmiddels. Hij droeg een goudkleurig batik gewaad met een paarse ceintuur, waarin kleine gele doodshoofdjes reflecteerden. Zijn zwarte, sluike haar was in een middenscheiding gekamd. Zijn, eveneens zwarte, snor krulde omhoog en maakte geen contact met zijn baard. BJ zag eruit als een Oosterse goeroe.
Immanuel stapte zonder verdere aanwijzing van BJ in zijn lichtgele joggingbroek van Fred Perry, met aan beide kanten twee donkerblauwe strepen, en wikkelde zich vervolgens in een oud jutekleurig kleed, dat de joggingbroek vrijwel volledig bedekte. In de spiegel zag hij dat zijn haar nog een slag langer was dan dat van BJ. Zijn steile haar werd ook met een middenscheiding gedragen en leek vervlochten met zijn baard.
‘Ik heb jouw drie meest dierbare vrienden levenloos in de jacuzzi van hun suite achtergelaten', zei BJ sarcastisch.
‘Zijn ze echt dood?' vroeg Immanuel angstig. ‘Weet je het zeker?'
‘Ja, heel zeker. Het opruimen kan beginnen. We moeten wel een beetje opschieten, anders gaan de schoonmaaksters piepen.'
‘Je kent mijn voorkeur. Ik ben dol op schoonmaaksters, vooral als ze piepen als kuikens die een ballet in de dop uitvoeren.'
Bij het verlaten van kamer 22 wees BJ Immanuel op een drietal Kawasaki-groene sokken die keurig met wasknijpers aan de binnenkant van de deur waren opgehangen. De zwarte rouwbanden zaten er sierlijk omheen gestrikt.
BJ kwam niet alleen herhaaldelijk voor in Immanuels dromen. Ook in werkelijkheid dook hij te pas en te onpas op. Er hing vaak een zwart randje aan zijn plotselinge manifestaties.
Immanuels droom stokte acuut toen hij het gesnurk van BJ herkende. En dat terwijl de binnenkomst van de drie lijksjouwermannen het klapstuk van de droom had moeten worden. Immanuel verafschuwde het felle ochtendlicht. Zij verried niet de schaduw van Nada maar een snurkende BJ. Droom en werkelijkheid kenden overlappen, eentje daarvan had de vorm van BJ aangenomen.
‘Maak jezelf geen verwijt, Immanuel!' sprak Nada op zeer kalme wijze. ‘En jij ook niet BJ, want ik zit aan het stuur. Ik ben het onzichtbare brein achter jullie rijping. Welkom tot mijn magnetisch veld.'
Om haar betoog kracht bij te zetten stak Nada haar tong langdurig uit. Ze droeg een dubbele tongpiercing met daaraan vastgeschroefd een staafmagneet.
‘Zal ik de werking van de staafmagneet onthullen?' Ze gaf BJ en Immanuel niet de kans om te antwoorden. ‘Er wacht jullie namelijk een verrassing. Maar eerst moeten mijn peertjes even gestreeld worden onder het genot van een glas Mersault. BJ, draai jij het kraantje even open?'
In het vervolg van zijn droom vluchtte Immanuel kamer 22 in en gooide de deur met een smak dicht, precies voor de neus van de receptioniste met de grote donkere ogen. Toen hij zich vol schaamte op zijn bed wilde neerploffen meende hij een glimp van BJ op te vangen. BJ lachte hard. Zo hard, dat zijn hagelwitte tanden de kamer verlichtten alsof zij was getroffen door een onheilspellende lichtflits.
‘Hijs je in je begrafeniskleding!' gebood BJ. ‘Ik heb speciaal voor deze gelegenheid alvast mijn favoriete gewaad aangetrokken,' vervolgde hij.
‘Begrafenis?' vroeg Immanuel terwijl zijn stem stokte.
‘Je wilde het kwaad toch uitdrijven?' antwoordde BJ met een wedervraag.
‘Wat heb je gedaan?' vroeg Immanuel angstvallig.
‘Je mag gerust in het meervoud praten, jij predikte alsof je leven ervan afhing.'
Juist op het moment dat Immanuel wilde reageren ging het licht aan. BJ stond inmiddels. Hij droeg een goudkleurig batik gewaad met een paarse ceintuur, waarin kleine gele doodshoofdjes reflecteerden. Zijn zwarte, sluike haar was in een middenscheiding gekamd. Zijn, eveneens zwarte, snor krulde omhoog en maakte geen contact met zijn baard. BJ zag eruit als een Oosterse goeroe.
Immanuel stapte zonder verdere aanwijzing van BJ in zijn lichtgele joggingbroek van Fred Perry, met aan beide kanten twee donkerblauwe strepen, en wikkelde zich vervolgens in een oud jutekleurig kleed, dat de joggingbroek vrijwel volledig bedekte. In de spiegel zag hij dat zijn haar nog een slag langer was dan dat van BJ. Zijn steile haar werd ook met een middenscheiding gedragen en leek vervlochten met zijn baard.
‘Ik heb jouw drie meest dierbare vrienden levenloos in de jacuzzi van hun suite achtergelaten', zei BJ sarcastisch.
‘Zijn ze echt dood?' vroeg Immanuel angstig. ‘Weet je het zeker?'
‘Ja, heel zeker. Het opruimen kan beginnen. We moeten wel een beetje opschieten, anders gaan de schoonmaaksters piepen.'
‘Je kent mijn voorkeur. Ik ben dol op schoonmaaksters, vooral als ze piepen als kuikens die een ballet in de dop uitvoeren.'
Bij het verlaten van kamer 22 wees BJ Immanuel op een drietal Kawasaki-groene sokken die keurig met wasknijpers aan de binnenkant van de deur waren opgehangen. De zwarte rouwbanden zaten er sierlijk omheen gestrikt.
BJ kwam niet alleen herhaaldelijk voor in Immanuels dromen. Ook in werkelijkheid dook hij te pas en te onpas op. Er hing vaak een zwart randje aan zijn plotselinge manifestaties.
Immanuels droom stokte acuut toen hij het gesnurk van BJ herkende. En dat terwijl de binnenkomst van de drie lijksjouwermannen het klapstuk van de droom had moeten worden. Immanuel verafschuwde het felle ochtendlicht. Zij verried niet de schaduw van Nada maar een snurkende BJ. Droom en werkelijkheid kenden overlappen, eentje daarvan had de vorm van BJ aangenomen.
‘Maak jezelf geen verwijt, Immanuel!' sprak Nada op zeer kalme wijze. ‘En jij ook niet BJ, want ik zit aan het stuur. Ik ben het onzichtbare brein achter jullie rijping. Welkom tot mijn magnetisch veld.'
Om haar betoog kracht bij te zetten stak Nada haar tong langdurig uit. Ze droeg een dubbele tongpiercing met daaraan vastgeschroefd een staafmagneet.
‘Zal ik de werking van de staafmagneet onthullen?' Ze gaf BJ en Immanuel niet de kans om te antwoorden. ‘Er wacht jullie namelijk een verrassing. Maar eerst moeten mijn peertjes even gestreeld worden onder het genot van een glas Mersault. BJ, draai jij het kraantje even open?'